donderdag 13 november 2008

Bompa Sjiebeer


Mijn grootvader langs moeder's kant heette Gilbert Kerkhove ("Sjiebeer Kierkhouve" in 't Roonsiesch). Ik vond de voorbije vrije dag van 11 november een geschikt moment om eens in mijn familie-archieven te duiken. Bompa was immers een oudstrijder van "den grooten oorlog". Hij was voor zijn diensten aan koning en vaderland bedacht met zes frontstrepen en verschillende eretekens. Het ereteken dat naar zijn gevoel alle andere in de schaduw stelde, was dat van de "vuurkruisers". Nadien volgden er nog medailles. Hij aanvaardde ze tot hij het welletjes begon te vinden. Het feit dat hij er op zekere dag voor betalen moest, vond hij er namelijk iets teveel aan.

Hij werd geboren te Ronse op 3 oktober 1895 als zoon van François ("Tchoe") Kerkhove en Hélène ("Leenekie") Debaets. De familie bewoonde een riante woning in de Hoogstraat. Enkele huizen verwijderd van de "Patronage". Nu staat er op die plaats een blok appartementen. Overgrootvader François was van Escanaffles ("Skalaafie") en van huize uit Franstalig. Na zijn verhuizing naar Ronse, maakte hij zich de lokale taal (ons Roonsiesch) snel meester. Eén van zijn zoons, mijn grootvader, volgde les aan het Collège Saint Antoine de Padoue. In het Frans, uiteraard...

Bompa was als vrijwilliger op 2 februari 1915 de vaderlandse troepen gaan vervoegen achter de Ijzer. Dit was door de bezetting slechts mogelijk via een omweg langs -het neutrale- Nederland en Engeland. Van 1916 tot het einde van de oorlog maakte hij deel uit van het vierde bataljon van het 22ste linie-regiment. De slag om de Ijzer overleefde hij in de "Dodengang" te Diksmuide en de daaropvolgende bevrijding maakte hij mee. Nog tijdens de oorlog werd hij van gewoon soldaat of "piot" bevorderd tot korporaal. Na de oorlog diende hij tot in 1921 bij de bezettingsmacht in Duitsland.

Wat maakte mijn grootvader tot een Roonseniere 'avant la lettre'? Zijn benoeming tot korporaal. Die kwam er niet bij toeval, maar was te danken aan zijn tweetaligheid. Een groot woord voor de kennis van het Frans en van het "Schuun Vloemsch" of... het beschaafd Roonsiesch. De legerleiding bestond uit zo goed als ééntalige, Franssprekende militairen. Het voetvolk of het kanonnenvlees waren "paysans Flamins", die van de taal van Molière niet veel kaas gegeten hadden. Misverstanden waren dus schering en inslag bij het doorgeven van bevelen. Het lag voor de hand dat er moest uitgekeken worden naar militairen die de taak van tolk op zich konden nemen. Volgens zijn oversten was Bompa de uitgelezen kandidaat hiervoor en werd hij korporaal.

Geen opmerkingen: